Bij de beoordeling van de effecten van windparken op natuur is de schaalgrootte van groot belang. Zeevogels en zeezoogdieren zijn zeer mobiel en leggen grote afstanden af tijdens hun tochten op zoek naar voedsel. Tientallen tot honderden kilometers zijn niet ongebruikelijk, zeker buiten het broedseizoen wanneer dieren niet gebonden zijn aan een bepaalde broedplaats. Veel soorten zeevogels zijn gewend aan reizen over de zeeën en leggen tijdens de trek soms enorme afstanden af tussen hun broed- en overwinteringsgebieden. Jan-van-genten met kolonies in Noord-Europa migreren langs de Atlantische kust van Frankrijk en Spanje, tot aan de kust van West-Afrika. Drieteenmeeuwen gebruiken in de winter de hele noordelijke Atlantische Oceaan. In Noord-Europa broedende grote sterns migreren meestal langs de Atlantische kust tot in het zuiden van Afrika en kunnen hun reis zelfs naar de Indische Oceaan voortzetten.