Bovendien zijn de schattingen van aantallen slachtoffers mogelijk te hoog. Op verschillende momenten in de effectbeoordeling moeten aannames gedaan worden. Dit kan zijn omdat verbanden onbekend of moeilijk/niet te meten zijn, of omdat niet voldoende gegevens beschikbaar zijn. Aangezien we handelen vanuit het voorzorgsprincipe, gaan we in deze gevallen steeds uit van de worstcase-aannames. Dit betekent dat we het effect zullen overschatten, maar hierdoor wel aan de veilige kant blijven.
Voor zowel zilvermeeuw als jan-van-gent zijn we dieper in de modellen en de aannames gedoken om te kijken of we de aannames realistischer kunnen maken.
Voor de zilvermeeuw is voor het Nederlands Continentaal Plat een andere methodiek gebruikt, wat resulteerde in een realistischere dichtheidskaart voor deze regio. Dit had een verlaging van het aantal gemodelleerde aanvaringsslachtoffers in Nederlandse windparken tot gevolg.
Voor de jan-van-gent is de dichtheidskaart aangepast naar een gepubliceerde dichtheidskaart (Waggit et al. 2020). Ook dit resulteerde in een verlaging van het aantal gemodelleerde slachtoffers.
- Uitwijkpercentage jan-van-gent:
Het uitwijkpercentage is een belangrijke factor in de slachtofferberekeningen. Om de modellen realistischer te maken, hebben we voor de uitwijkpercentages in een vervolgstap besloten onderscheid te maken tussen (potentieel) broedende vogels en niet-broedende vogels. Dit onderscheid is gemaakt op basis van moment in het jaar (broedseizoen of erbuiten) en locatie van het windpark (binnen of buiten foerageerafstand van de kolonies).
Met deze realistischere aannames, in combinatie met de verhoogde tiplaagte, wordt voor beide soorten de drempelwaarde niet meer overschreden.