Restoration ecology
Monitoring and surveys

Een eeuw onderzoek Drentse Vennen

Om voor bijzondere milieus als vennen een goede afweging te maken tussen beheerdoelen, is het noodzakelijk om de langetermijnontwikkeling te kennen en veranderingen te kunnen verklaren. Een langjarig monitoringproject als dit is daarom van groot belang. De provincie Drenthe heeft Waardenburg Ecology opdracht gegeven om de natuurontwikkeling en -kwaliteit van de Drentse vennen te onderzoeken.

Het Drentse vennenonderzoek

Dit onderzoek is sinds 1991 om de tien jaar uitgevoerd en nu dus voor de vierde keer. Daarbij maken we ook gebruik van gegevens uit de eerste helft van de vorige eeuw, de oudste dateren uit 1924.
Het laatste veldwerk hebben we uitgevoerd in 2022 en 2023 in achttien vennen waarvan de meeste in het Drents Friese Wold en het Dwingelderveld liggen. De rest ligt verspreid over de provincie. De helft van de vennen zijn hoogveenvennen, de andere helft zandbodemvennen.
We doen het onderzoek samen met de WUR en de Adviseur Water en Natuur met als doel een beschrijving van de huidige ecologische toestand en een vergelijking met de situatie in het verleden. We benoemen daarbij oorzaken van veranderingen en doen suggesties voor beheer.
Ligging van de achttien vennen in Drenthe.
Hoogveenven De Tweelingen laat een spectaculaire stijging zien van de natuurwaarde van sieralgen; van één naar veertig soorten.

Opzet van het onderzoek

De actuele ecologische toestand van de vennen beschrijven we vanuit de resultaten van fysisch-chemisch en biologisch onderzoek. Het biologisch onderzoek omvat een inventarisatie van mossen, hogere planten, kiezelwieren en sieralgen. De laatste twee groepen geven informatie over de ecologische kwaliteit van het water. Mossen en hogere planten geven vooral inzicht in de kwaliteit van de oever. Naast deze kwaliteitsindicatoren hebben we gegevens verzameld over klimaat, waterpeil, depositie, overwinterende ganzen en het beheer.

Verzuring

Een grote beïnvloeding die de vennen hebben ondergaan, is de verzuring door de atmosferische depositie van zwaveldioxide, stikstofoxide en ammoniak (zure neerslag).
Deze verzuring heeft een afname van het ecologische kwaliteitsniveau (EKR) van kiezelwieren en sieralgen als gevolg. Onder de kiezelwieren daalde het aandeel doelsoorten en domineerde de verzuringsindicator Eunotia exigua. De soortenrijkdom van sieralgen nam af en de EKR was minimaal in 1980. Met de daling van de depositie is de zuurgraad afgenomen en zijn veel vennen veranderd van extreem zuur in zwak zuur. Van 1991 op 2003 zien we een toename van de ecologische kwaliteit van kiezelwieren en sieralgen. Daarna is deze kwaliteit min of meer stabiel gebleven. Van 1991 tot 2022 is wel het gemiddeld aantal doelsoorten van hogere planten op de oever gestegen.

Interne eutrofiëring & afname ionenrijkdom

Door de verzuring stagneerde de afbraak van organisch materiaal in de vennen. In de afgelopen vijftien jaar is de mineralisatie juist weer gestimuleerd door de stijging van de pH en de watertemperatuur. Dit leidt tot interne eutrofiëring: het vrijkomen van voedingsstoffen uit de venbodem. Verder zien we een afname van de gehalten van calcium en magnesium in het venwater, vermoedelijk omdat er nu minder van deze stoffen via de bodem in het water komt. Ten slotte daalt de beschikbaarheid van CO2 in het water bij toename van de pH. Deze veranderingen kunnen gevolgen hebben voor de algengemeenschappen en vegetatie.

Afname emergente vegetatie en ondergedoken mos

Een opvallend fenomeen in veel vennen is de achteruitgang van de bedekking van emergente vegetatie en ondergedoken mos. Een voorbeeld is de Grenspoel; dit ven stond twintig jaar geleden nog vol met pollen gewone waterbies en hier en daar snavelzegge, maar in 2022 is er geen enkele meer te zien. Ook de bedekking van veenmos in het water is sterk verminderd. In plaats daarvan is bijna de gehele oever begroeid met oeverkruid tot een klein eindje het water in. Het Langeveen was in 2003 nog dichtbegroeid met snavelzegge, nu groeit deze plant alleen nog dicht langs de oever.
De Grenspoel
Achteruitgang van emergente vegetatie (gewone waterbies)
Het Langeveen
in 2003 begroeid met snavelzegge, 2022 alleen langs de oever

Resultaten tot zover

Het verdwijnen van veenmos in de waterkolom heeft consequenties voor de sieralg- en kiezelwierflora. In enkele andere vennen zien we het gehalte voedingsstoffen toenemen, waarschijnlijk omdat deze wateren een rustplaats bieden voor overwinterende ganzen. Om veranderingen in het landschap te kunnen verklaren zijn meerjarige monitoringprojecten van groot belang.
Een frequentie van eens in de tien jaar blijkt soms te laag om de echte hoogte- en dieptepunten te kunnen detecteren, maar geeft wel een goede indruk van de belangrijkste trends.